Daphne Kalff

Alleen

het alleen zijn schuurt

aan eenzaamheid

zit strak tot aan de

suikerwolken

zelfs jouw stem van lang geleden

brengt mij niet terug

traptreden in de lucht

leunend tegen het blauw

als een zeepbel

stevig & roerloos

struikelen de

laatste

treden

het roze van je aarzelende handen

duwen me niet over de rand

en ik, te ver beneden

ik waag het

waag het niet

de allerlaatste

stap

(geschreven door Daphne Kalff, voorgelezen tijdens 'Woorden van leven en dood', december 2013)

de laatste tijd

ik denk steeds vaker aan je

de laatste tijd

geen idee waardoor dat komt

ik had je toch goed weggestopt

helemaal achter in de kast

onder de hoogste boom in de tuin

aan de zwaluwen meegegeven naar Afrika

kwam ik iemand tegen

die op je leek

je manier van lopen of spreken

of kwam het door het fotoboek

uitpuilend van vergeten herinneringen

in ieder geval denk ik

nu ik niet meer in jouw schaduw sta

kan de zon mijn huis verwarmen

(geschreven door Daphne Kalff, voorgelezen tijdens 'Woorden van leven en dood', december 2013)

de stad

ik was in de stad

nu zonder jou

ik liep door de straten

langs de winkels

het water

ik liep in de zon

een afspraak had ik

in jouw stamkroeg

ik hoorde mooie woorden

en dichte gedachten

dronk een glas rood

zoals toen

overal kwam ik je tegen

toch

heb ik jou daar

niet gezien

(geschreven door Daphne Kalff, voorgelezen tijdens 'Woorden van leven en dood', december 2013)

waarbij de jij in mij vervloeit

en ik

ik wil je eerst wel

dan niet en daarna weer wel

tot ik niet meer

mezelf hoor denken

alleen nog maar jij

en wat je zei, bedoelde

meende, dacht, besloot

en ik

ik er niet meer toe doe

mijn verdwijnen dat van jou

in gang gezet

zoveel minder ik

daarna

(geschreven door Daphne Kalff, voorgelezen tijdens 'Wie jij was, wie ik ben', december 2014)

Blauw-blauwe lucht

hoog in de lucht

de blauw-blauwe lucht

zie ik ze vliegen

jouw vogels, net als toen

toen ze als afscheid

omlaag doken

mijn huis en hoofd in vlogen

vleugels langs mijn huid

door mijn haar

verwarder, die laatste keer

door wat ik voelde, niet voelde,

teveel niet wilde of kon voelen

gedragen

door hun wieken

waren ze ook zo weer weg

lieten geen leegte

maar een nieuw begin

hoog in de lucht

de blauw-blauwe lucht

(geschreven door Daphne Kalff, voorgelezen tijdens 'Woorden van leven en dood', december 2013 en 'Wie jij was, wie ik ben', december 2014)

door het glas in de mist

er komt iemand anders langs

iemand die niet verwacht werd

was je handen niet in dit water met citroen

wil je koffie, thee of appelsap

blijf toch zitten, je bent geen gast

ze schept het water over hem heen

op zijn appel-blanke huid

waar blauwig de aderen door schemeren

hij weet dat het klopt

dat dit zijn waarheid is

ze had naar zijn graf gezocht

de stenen gelezen, de namen gespeld

hij lag er niet bij

door het park loopt ze terug

hij zit daar op een bankje

ziet nog steeds de jonge vrouw

(geschreven door Daphne Kalff, voorgelezen tijdens 'Woorden van leven en dood', december 2013)

Maria

mooie Maria

vanonder je mantel van mos

waak je over haar

en de andere slapers

aan de rand van het bos

waar na al die jaren

zijn hart nog naar haakt

de droge pijn van zijn tranen

verzacht door je glimlach

en de zon op haar gezicht

(geschreven door Daphne Kalff, voorgelezen tijdens 'Woorden van leven en dood', december 2013)

het huis

mijn eerste stappen heb ik er niet gezet

mijn eerste woorden zijn daar niet uitgesproken

de huizen uit de tijd van toen bestaan niet meer

alleen haar laatste huis

dat met de rode tafel blijft me bij

de schilderijen aan de muur

de kast op schrijvers-alfabet

elk uur het nieuws in de keuken

uit het raam de witte wolken boven de nieuwe brug

zij woont er allang niet meer

haar stof verwaaid in de golven

maar steeds als ik er langs kom:

ik groet nog steeds mijn moeders huis

(geschreven door Daphne Kalff, voorgelezen tijdens 'Wie jij was, wie ik ben', december 2014)