Reinouw Kingma

Rixt, ynleaf famke en suske

Jij bent mijn zusje

Jij was mijn zusje

Jij blijft mijn zusje

Geboren op 28 maart 1955

Overleden op 1 oktober 1966

Jij bent 11 1/2 jaar geworden

Jij was 7 jaar jonger dan ik. Wij hebben niet zoveel samen gespeeld: Jammer!

Ik weet nog dat je werd geboren. Onze melkkelder van de boerderij stond vol oranjekoeken: hmmmmmmmm lekker. Er was een baakster: Coba van Wieren

Jij bent geboren in de kraamkliniek aan het Schapedijkje in Leeuwarden (Ljouwert). Nanne (1 van mijn 4 broers) vertelde laatst, dat ik er ook ben geboren!

Hij schreef mij een brief, namens de ooievaar, dat ik even geduld moest hebben. Ik kon niet meer wachten en keek elke ochtend in de wieg of jij er al in lag

Met een vriendinnetje (toevallig Zuske geheten, nu Tietie) mochten we samen met Heit jou en Mem ophalen. Eerst kochten we in het dorp (Deinum) een babytruitje bij Dijkstra ,een manufacturenzaak. Dit deden we je aan.

50 jaar later bleek, dat mijn vriendinnetje (Tietie) jaloers op mij was geweest. Zij wilde ook een zusje. Ik mocht van Sietske Weiland, onze faam, een schaaltje met suiker of zout in de vensterbank zetten. Het werd suiker, omdat ik al 4 broers had. Tietie wilde ook een schaaltje met suiker in de vensterbank. Dat vond haar moeder geen goed plan. Tietie haalde me altijd op om samen naar school te gaan. Toen jij was geboren kwam ze extra vroeg om jou de fles of een schone luier te geven. Zij is later dan ook kraamverzorgster geworden!

Jij was een lieve baby. Annie was onze au pair. Jij lustte alles: spinazie, spruitjes, witlof! Ik niet. Ik was jaloers. Hoe was het mogelijk, dat jij alles opat? Onbegrijpelijk voor een 7-jarige. Ik ging ook met je wandelen soms naar Beppe oer de dijk!

Ik was jouw grote zus. Jij was mij kleine zus. Jij speelde met mijn speelgoed. Wat ging je er slordig mee om. Er gingen poppen kapot. Waarom?

Een keer toen ik voor mijn eindexamen HBS met vulpen mijn opstel op foliopapier moest schrijven, maakete jij een vlek. Ik was boos. Jij ging Heit halen die de koeien aan het melken was in de wei. Hij kwam helemaal naar huis en was kwaad op mij. Het voelde onterecht. Jij kon toch ook wel op jezelf passen en opkomen, ook al was je een nakomertje. Heit dat daar anders over.

Jij was zijn en Mems laatste kind (7e). Ze waren erg blij met je. Mem gaf je veel aandacht. Ik was toen niet jaloers. Kon ik lekker mijn eigen gang gaan.

Als ik jouw foto zie…………….. Dan maak ik contact met jouw wezen: lief, verlegen, vrolijk en een dierenvriendinnetje. Lief: jij was de goedheid zelve. Goedgelovig. Heit vond het nodig toen je 10 jaar was je te vertellen, dat Sinterklaas echt niet bestond. Verlegen: dat zijn de Kingma’s allemaal. Vrolijk: jij kon zo ontzettend lachen en gieren. Geweldig! Dierenvriendinnetje. Op de foto sta je met een puppy van Eddy, onze spaniël; in het weiland (finne) zie ik je met een groen-wit jurkje en 3-wielertje neus aan neus met Ina, onze pony liggen. En tijdens het ongeluk zat jij met jonge poesjes op je arm achterop de lorry.

Jij was liefde; jij maakte contact vanuit je kern. Ik kan het voelen en het maakt me trots, dat ik je grote zus ben/was en jij mijn kleine zusje.

De laatste keer, dat ik me actief herinner, was toen je met Mem naar Vlieland kwam (ik was er na mijn eindexamen kamerwerkmeisje). Mem wilde met mij mijn vervolgopleiding bespreken na de HBS. Jij rende ondertussen het duin van de vuurtoren op en af, speelde in het zand. Ik moet jullie hebben uitgezwaaid toen jullie met de boot weer vertrokken. Jij schreef mij op Vlieland een briefje, dat je me miste en op mijn kamer met mijn poppen speelde. Thuis verhuisden we vaak van kamer. Waarom dat van Mem moest, weet ik niet. Wij hebben samen op en kamer geslapen in een stapelbed.

Na de grote vakantie ging ik in Groningen studeren aan de sportacademie. Tijdens het eerste weekend dat ik niet naar huis kwam verongelukte jij op zaterdagmiddag in de gracht om onze boerderij. Ik werd op zondagochtend opgehaald door tante Reintje en oom Koos. Het drong niet tot me door. Dood hoezo was jij dood? Ik had geen idee, ik begreep er niets van. Ik kon het niet bevatten, ik was er niet bij geweest. Toen ik thuis kwam hield ik Heit (erg geëmotioneerd) en Mem (rustig) in de gaten. Hoe was het voor hen? Toen we achter de begrafenisauto Boksum binnenkwamen, stonden de wegbermen helemaal vol met auto’s. Toen pas besefte ik dat het wel heel erg was, dat we je gingen begraven. Van de begrafenis zelf weet ik niets meer van. Wel weet ik, dat ik als een geslagen hond met de staart tussen de benen weer naar Groningen vertrok. De wereld was opeens een stuk geslotener geworden. Het leek wel of ik me moest schamen voor wat ons was overkomen. Ik herinner me de pijnlijke oorverdovende stilte die jij bij ons achterliet. Je werd niet meer genoemd. Wij vermeden om elkaar en onszelf pijn te doen.

Nu is de tijd gekomen die oorverdovende stilte te doorbreken. Jij was, bent en blijft mijn lieve, verlegen, vrolijke zusje. Dankjewel voor het wezenlijke contact dat ik nu kan voelen met jou en mezelf. Het ontroert me zeer.

Tut Reinouw,

Wageningen 17 mei 2011

(geschreven door Reinouw Kingma, voorgelezen tijdens 'Wie jij was, wie ik ben', december 2014)