Harry Oonk
Zien
Ik probeer te kijken
Met ogen vol Liefde
In de bomen en de vogels
De planten en de zwammen
Zodat ik op een kier
hoop te zien
Waar we vandaan komen
En waar we heen gaan
De Dood
Als je gelooft in reïncarnatie
of in het hiernamaals,
is de dood het toetje
van een liefdevol leven.
Als je gelooft in het Nirvana,
verdampt je leven pijnloos
in oneindig heerlijk licht.
Als de dood zou zingen als het
Ave Verum Corpus van Mozart,
dan was hij nog te verdragen geweest.
Maar de dood schreit
als een onbekend graf
op een winderige Grebbeberg
ergens in november.
Lieve Broer
Oneindig optimisme,
door Pa en Ma in DNA gegrift.
Met luidende klokken in je vizier,
woei de wind er achteraan.
Eenmaal geboren in het theater
kreeg je veel applaus
en daar waar je licht scheen,
danste de schaduw.
Je kwam zoals je ging,
met lege handen.
Daartussen, bruisend van gedachten,
had het leven jou lief.
Het achterste van je tong,
door jou zorgvuldig opgeborgen,
mocht niemand ooit zien.
Hoe, kwam ik ooit
bij jou terecht?
“Hadden ze mij maar laten gaan”,
waren moeders natgehuilde woorden.
Lieve Broer,
met dank, door jou
in ons gewassen:
“Ik leef nu, of nooit”.
De Lift
Op een zomaar witte ochtend
gevuld met rijp en zilveren licht,
nog dronken van de droom,
had ik op de diepte zicht.
Dit gedoe hier is een gift,
een gift aan een lange lont.
Paarden kijk je niet in de bek,
je kijkt ze in de kont.
Gegund is mij een toegift,
zolang het lontje brandt
en als de hemel hoger ligt,
zit ik in de lift.
Demente Bejaardenflat
Er valt hier niets te vieren
Hier is nooit eens even feest
Hier treuren alle draden
Van de schimmels in de geest
Er valt hier niets te vieren
Wolken wenen permanent
Ook de wind waait hier de dood
Hier is iedereen dement
Er valt hier niets te vieren
Met niks valt hier te sjansen
De beek kabbelt door de tijd
Alleen de muggen dansen
Mijn Vriend
Pijnloos deelde hij gehaast
de ene na de andere cel.
In de vrees dat ik hem
voor de laatste,
allerlaatste maal zou zien,
plakte ik elke zoen
achter mijn voorhoofd.
Op mijn racefiets
vulde ik de tranen aan
die ik in zijn pijn verloor.
December
Het nieuwe jaar
staat op springen,
gevoed nog door
de moeder
van het verleden.
Verwacht wordt
zomerloze weken,
de winter moet zich
nog verkleden.
Het bos slaapt,
de bomen rusten.
Het verlangen heeft
niet veel geleden.
De lente zal zich
wel weer warmlopen.
Even is er niet veel te doen,
Het geluk staat immer open
en straks is nu weer toen.
Lonken
Al jaren heb je niet bewogen.
Zonder wezen, starend tegen glas.
Hier boven wil je niet meer heten,
niet meer willen weten wat je las.
Zo zonder vlees en knoken
en van pijnen zo bevrijd.
Ik had je een kontje kunnen geven,
maar je wou dealen met de tijd.
Nu verweken al je cellen
ruik je dan nog bloemen in de wei?
Hier kan je eeuwig samen zijn,
de tijd is hier alleen van mij.
Je grijze brein zo bomvol knopen,
gedachten hebben reeds gezwegen.
Kom op ouwe, met je droeve blik,
sterven is een zegen.
(Alle gedichten op deze pagina zijn geschreven door Harry Oonk, stadsdichter van Ede, en voorgelezen tijdens 'Poëzie van leven en dood', december 2012, en 'Woorden van leven en dood', december 2013)