sneeuw dwarrelt omlaag in de zwoele zomerlucht.
haften deinend in een zwerm, parend in het rond:
een spel met dans tot in de vroege morgenstond.
wat bij het krieken rest, is slechts hun beider vrucht.
in het gebladerte klinkt steeds een licht gerucht:
de wind fluit melodieën met getuite mond.
het ongrijpbaar wijsje verdwijnt ook weer terstond,
nog nauwelijks geboren of alweer vervlucht.
waar de klank van de wind in de kiem is gesmoord,
stroomt het water met haften oneindig lang voort:
de tijd verstrijkt, opnieuw, elke dag, ieder uur.
de tijd verstrijkt, een symfonie die los van heden,
ver van een toekomst is, of vrij van het verleden:
het ritme van het leven als een partituur.
bij Nocturne [in black and gold] van Nico Parlevliet
In Rusland kent men sneeuwklokjes,
die in de dooi zichzelf onthullen.
Die dooien op de straten,
zij zwierven immer rond.
Maar hier waar de lente voorbij is,
daar kent men zomersneeuw.
Wat als de as van velen,
zich verstrooid een sluier waant.
Een verdwaald kind ligt op zijn rug,
een engel vormend in de sneeuw.
In deze gemaakte natuur,
tussen leven en dood.
Een man maakt een foto,
om het te bewaren.
In een la zoals velen,
vertellen zij een triest verhaal.
Het dwarrelt naar beneden,
deze dooi van het leven.
In nieuwe temperaturen,
die men heden tropisch waant.
De engel verdwijnt in een oostenwind,
tracht een kunstwerk te onthullen.
Maar deze zomersneeuw verkiest,
de beelden op de berg.
De eenzame kunstenaar twijfelt,
of zijn werk er op vooruit gaat.
bij het thema Zomersneeuw
Ordenen is stof afnemen zodat
het weefsel zichtbaar wordt en daaronder
duizend lagen diep.
Wat trilt of wat des Keizers is,
of wat een kruik gebroken heeft
of oliedom een omweg maakt
vlak voor z’n hol.
Alles wil gekend zijn, wil bewegen,
wil weven.
Maak het vrij met liefdevolle hand,
met vrolijk oog! Want zo
moet stof afnemen zijn.
bij Arboreta van Anne Geene
In het park huilde een duif “welterusten”
en eentje riep er “moeilijk!” doorheen,
terecht, het liep tegen tweeën.
Maar zij hoorde duidelijk “doen, doen!”,
en die ander deed “lekkere kerel!” Fout,
een syllabe te lang voor een dichter,
een brug te ver voor een duif.
Zo redeneerden wij voort,
langs roos en rododendron,
langs quercus en langs berk,
over wat van duiven is en wat
van mensenkinderen, en wat
een brug te ver is en waarom.
Een gewoon gesprek dus,
in Belmonte.
bij Arboretum Belmonte
Goede ouders nondeju!
Mijn geest is woest dat ik wil stoppen,
hij breekt de tent zowat af. Zeg ik
“Ga dan vast, dat kunnen jullie toch?
Verhuis naar een vers baby’
tje,
maar wel met goede ouders,
dus rijk en links van het midden,
en zeker niet de …wijk
behalve dat blokje D’66.”
Nou, dat kon niet of dat mocht niet,
om ’t even, ben niet gerust,
beter blijf ik, pech voor ’t kind.
Dus deze keer geen Socrates-mix
maar langzaam gif, drie wijn per dag
met vrienden. Hoor ze jammeren,
hun glas is leeg. Ook ‘t kindje huilt.
Laurens[P5] van der Zee
Aardezwemmer
Bloemen spatten, klompen plassen
plons hier in de groene zoden
zwem en baad waar wormen wonen
wees de druppel
die het gras doet rimpelen
Deze groene poel waar grondkarper
en bodemsnoek hun kuit doen schieten
hier kun jij jezelf vernieuwen
ontsterven en ververst bekiemen
jij bent nu de aardezwemmer
Kom en neem een duik.
Martijn[P6] Adelmund
Ze houdt van laag en aards
de geur van samengeperst vergaan
van kreupelhout en zwammen
eekhoorntjesbrood, aardappelboleet
Behoedzaam proeft ze
de woorden, de weemoed
en propt haar buidel vol.
Zwaar van verval zingt ze
heks, kluizenaar, verzamelaar
een riedeltje uit haar kindertijd.
Vroeger rijpt tot vruchten. En
ze vergaart, bewaart
alles in haar zakken.
Eet alles op.
Petra[P7] Sips
Een wirwar spil en rad dat is de oerklok Van tijd natuurlijk Maar
ook het weer volgt de wetten van het harde houten raderwerk
Het rad van zon regen en sneeuw sloeg altijd zijn grote scherpgezaagde
tanden in die van de seizoenen sleet met de tijd verloor hier en daar
een tand en kreeg een barst in het oude hout Het
beweegt nog Staat soms even stil maar maakt dan opeens
een inhaalslag en zo kennen we eindeloze winterregen en nu dus ook
zomersneeuw De troost Alleen de ouden missen wat verloren ging De
kieviten en een sirene van een melkfabriek op een mooie zomerochtend
De jongen weten niet en zullen een nieuw rad zagen volgens eigen maten
Simon[P8] Oosting
Delfstof
een labyrinth is een ingezakte spiraal
met zijingangen voor onze zoekers:
middelpuntvliedende omhaal,
ontplofte leegte, ooit gespannen ophaal,
te gewichtig om ons te verheffen,
wij naalden in eigen hooibaal
onder ideeën heerst veel kabaal
die aaien, barsten, gnuiven, kleven,
delfstof voor asielzoekers in taal
dit is een gedachte op wereldschaal
Wijnand[P9] Steemers
Natureingang
Natuur kan niet liegen, liever
toont ze haar binnenkant: winter.
Natuur kan niet spreken, liever
toont ze haar buitenkant: zomer.
Natuur denkt niet zwart-wit, liever
toont ze haar overgang: lente.
Natuur wil niets eeuwigs, liever
toont ze haar neergang: herfst.
Natuur gaat incognito, het liefst
verbergt ze zich zodra ze iets lijkt.
Natuur is een geheim, het liefst
verbergt ze haar helderheid.
Wijnand[P10] Steemers
Zomersneeuw
in haar binnenvoering, snit
van de natuur die graag gokt
op gevleugelde dromers:
haften tot paring verlokt,
kunnen hun van nimf
tot imago vervellen,
de waterspiegel ontslopen,
nooit navertellen
cohabiteren in knisperende dodendans,
om eitjes op het bittere water van de Styx,
bevrucht voor een even efemere levenskans
waarvoor? - voor ons? - voor nix?
gelijk het licht behoede paardebloemenpluis
boven het kind dat leven erin blies en wegzweefde
uit de onvaste stengels van zijn thuis
Wijnand[P11] Steemers
Dood zijn ze niet, verre van,
na jeugdige tomeloosheid
rusten rododendrons uit.
Verflenst, hun hart verdord,
niemand kijkt nog naar ze om.
Alleen bloei en kleur trekt
bussen vol bewondering.
Maak nu een omweg en zie,
uit uitgedroogde knoppen
ontspringt al aarzelend groen.
Annie[P12] van Gansewinkel
We apenkooien ons door het leven
tot op een kruispunt alles stilvalt,
bijna alles. Hulplijnen bewegen na
maar bieden geen houvast.
De touwladder naar de hemel
doorgesneden, sporten in de knoop geraakt.
Maretak is afgestorven, niets
valt nog te verzoenen.
Hier moeten we het mee doen
berusting kent haar eigen schoonheid.
Annie[P13] van Gansewinkel
Linea recta circum
Het leven staat op uit de dood
Bij de aanvang van een nieuwe cyclus
Daarom kan de dood niet dood zijn
Bij de geboorte
Wordt een eindeloze lijn zichtbaar
En wanneer de ademhaling stokt
Opnieuw onzichtbaar
… tenzij het andersom is
Paul[P14] Dunki Jacobs
Nou, zeg!
Honderd maal per eeuw
Komt er na het lange voorjaar
Zomaar Zomersneeuw
Het zijn miljoenen dwarrelbeestjes
Die, in vluchtige patronen
Schalks concaaf en speels convex
Op zoek zijn naar fijne zomeravond seks
Paul[P15] Dunki Jacobs
Het leven is vreemd
De oever is warm
De lucht trilt wit
Nergens ruist de leegte vol
De zon strijkt haar gesmolten vingers
Langs het blauwe middaguur
Hopelijk
Val ik niet
Uit mijn rol
Paul[P16] Dunki Jacobs
zomersneeuw
dwarrelen bloembladen
zaadpluis, haften
rollebollende witte vlaggetjes
geven zich over
vallen op het slagveld
onder de nachtorgie
in de bleke ochtend
pikken kraaien de lijken
zweven omhoog
in hun nesten schreeuwen
kuikens om voedsel
doen zij doden herleven
Martinus[P17] de Kam
in de stilte tussen bomen
ligt de schoonheid van verval
groeit een doodskleed
waaronder het krioelt van leven
oude kastanjes
wachten onbewogen op het einde
zij sterven zorgeloos
wetend dat hun zaad is ontkiemd
Martinus[P18] de Kam
Onvoorzien
Terwijl het zwerk
zwanger van een onweer
over de berg beweegt
en druppels onverhoeds
als kroontjes sterven op zijn jas.
Terwijl dat, wordt een
nieuw beeld geboren, onvoorzien
uitzicht op de rug
van de man in de jas
op de berg naast de stad.
Ivanka[P19] de Ruijter
kom, kruip maar dicht in mijn armen
dan zal ik met liefde je hart verwarmen
buiten woelt de woedende waan voorbij
stil maar, eens worden we weer wij en vrij
Bobje Goudsmit[P20]
Te vroeg geboren
nog zo teer en klein
paste jij in mijn
hand
ik vulde een kistje
met zand
en bracht je
naar het strand
aan de rand
van het getij
breekbaar en broos
werd jij
mijn kleine duinroos
Bobje Goudsmit[P21]
Annie van Gansewinkel, bij 'The porous tree' van Tanja Smeets
Ze houdt van laag en aards
de geur van samengeperst vergaan
van kreupelhout en zwammen
eekhoorntjesbrood, aardappelboleet
Behoedzaam proeft ze
de woorden, de weemoed
en propt haar buidel vol.
Zwaar van verval zingt ze
heks, kluizenaar, verzamelaar
een riedeltje uit haar kindertijd.
Vroeger rijpt tot vruchten. En
ze vergaart, bewaart
alles in haar zakken.
Eet alles op.
Petra Sips, bij 'Ouroboros' van Sjoerd Buisman
cyclicitijd
sneeuw dwarrelt omlaag in de zwoele zomerlucht.
haften deinend in een zwerm, parend in het rond:een spel met dans tot in de vroege morgenstond.wat bij het krieken rest, is slechts hun beider vrucht.in het gebladerte klinkt steeds een licht gerucht:de wind fluit melodieën met getuite mond.het ongrijpbaar wijsje verdwijnt ook weer terstond,nog nauwelijks geboren of alweer vervlucht.waar de klank van de wind in de kiem is gesmoord,stroomt het water met haften oneindig lang voort:
de tijd verstrijkt, opnieuw, elke dag, ieder uur.
de tijd verstrijkt, een symfonie die los van heden,
ver van een toekomst is, of vrij van het verleden:
het ritme van het leven als een partituur.
Ruud Verwaal, bij 'Nocturne [in black and gold]' van Nico Parlevliet
Een wirwar spil en rad dat is de oerklok Van tijd natuurlijk Maar
ook het weer volgt de wetten van het harde houten raderwerk
Het rad van zon regen en sneeuw sloeg altijd zijn grote scherpgezaagde
tanden in die van de seizoenen sleet met de tijd verloor hier en daar
een tand en kreeg een barst in het oude hout Het
beweegt nog Staat soms even stil maar maakt dan opeens
een inhaalslag en zo kennen we eindeloze winterregen en nu dus ook
zomersneeuw De troost Alleen de ouden missen wat verloren ging De
kieviten en een sirene van een melkfabriek op een mooie zomerochtend
De jongen weten niet en zullen een nieuw rad zagen volgens eigen maten
Simon Oosting, bij het thema 'eeuwige verjonging'
in de stilte tussen bomen
ligt de schoonheid van vervalgroeit een doodskleed waaronder het krioelt van levenoude kastanjes wachten onbewogen op het eindezij sterven zorgelooswetend dat hun zaad is ontkiemd
Martinus de Kam, bij 'Veldwerk/Karpet' van Lizan Freijsen
Delfstof
een labyrinth is een ingezakte spiraal
met zijingangen voor onze zoekers:middelpuntvliedende omhaal,ontplofte leegte, ooit gespannen ophaal,te gewichtig om ons te verheffen,wij naalden in eigen hooibaalonder ideeën heerst veel kabaaldie aaien, barsten, gnuiven, kleven,delfstof voor asielzoekers in taal
dit is een gedachte op wereldschaal
Wijnand Steemers, bij 'Flower Labyrinth #2' van Aeneas Wilder
Linea recta circum
Het leven staat op uit de doodBij de aanvang van een nieuwe cyclusDaarom kan de dood niet dood zijnBij de geboorte Wordt een eindeloze lijn zichtbaarEn wanneer de ademhaling stokt Opnieuw onzichtbaar… tenzij het andersom is
Paul Dunki Jacobs, bij 'Ouroboros' van Sjoerd Buisman
kom, kruip maar dicht in mijn armen
dan zal ik met liefde je hart verwarmen
buiten woelt de woedende waan voorbij
stil maar, eens worden we weer wij en vrij
Bobje Goudsmit, bij 'Pit' van Karin van Dam
Zomersneeuw
In Rusland kent men sneeuwklokjes,
die in de dooi zichzelf onthullen.
Die dooien op de straten,
zij zwierven immer rond.
Maar hier waar de lente voorbij is,
daar kent men zomersneeuw.
Wat als de as van velen,
zich verstrooid een sluier waant.
Een verdwaald kind ligt op zijn rug,
een engel vormend in de sneeuw.
In deze gemaakte natuur,
tussen leven en dood.
Een man maakt een foto,
om het te bewaren.
In een la zoals velen,
vertellen zij een triest verhaal.
Het dwarrelt naar beneden,
deze dooi van het leven.
In nieuwe temperaturen,
die men heden tropisch waant.
De engel verdwijnt in een oostenwind,
tracht een kunstwerk te onthullen.
Maar deze zomersneeuw verkiest,
de beelden op de berg.
De eenzame kunstenaar twijfelt,
of zijn werk er op vooruit gaat.
Tim Horsting, bij 'Zomersneeuw'
Achtergebleven
Een versleten vierkant gras
Is een tentje dat verdween
Van een man die alleen
Een stukje wereld wilde lenen.
Langzamer dan voorzien
Is dit zijn vertrek: een plek
In het gras als een teken
Van leven. Ivanka de Ruijter, bij het thema 'eeuwige verjonging'
Gesprek in Belmonte
In het park huilde een duif “welterusten”
en eentje riep er “moeilijk!” doorheen,
terecht, het liep tegen tweeën.
Maar zij hoorde duidelijk “doen, doen!”,
en die ander deed “lekkere kerel!” Fout,
een syllabe te lang voor een dichter,
een brug te ver voor een duif.
Zo redeneerden wij voort,
langs roos en rododendron,
langs quercus en langs berk,
over wat van duiven is en wat
van mensenkinderen, en wat
een brug te ver is en waarom.
Een gewoon gesprek dus,
in Belmonte.
Laurens van der Zee, bij arboretum Belmonte
Nou, zeg!
Honderd maal per eeuw
Komt er na het lange voorjaar
Zomaar Zomersneeuw
Het zijn miljoenen dwarrelbeestjes
Die, in vluchtige patronen
Schalks concaaf en speels convex
Op zoek zijn naar fijne zomeravond seks
Paul Dunki Jacobs, bij 'Zomersneeuw'
Dood zijn ze niet, verre van,
na jeugdige tomeloosheid
rusten rododendrons uit.
Verflenst, hun hart verdord,
niemand kijkt nog naar ze om.
Alleen bloei en kleur trekt
bussen vol bewondering.
Maak nu een omweg en zie,
uit uitgedroogde knoppen
ontspringt al aarzelend groen.
Annie van Gansewinkel, bij de rododendrons in het arboretum Belmonte
Natureingang
Natuur kan niet liegen, liever
toont ze haar binnenkant: winter.
Natuur kan niet spreken, liever
toont ze haar buitenkant: zomer.
Natuur denkt niet zwart-wit, liever
toont ze haar overgang: lente.
Natuur wil niets eeuwigs, liever
toont ze haar neergang: herfst.
Natuur gaat incognito, het liefst
verbergt ze zich zodra ze iets lijkt.
Natuur is een geheim, het liefst
verbergt ze haar helderheid.
Wijnand Steemers, bij het thema 'eeuwige verjonging'
Te vroeg geboren
nog zo teer en klein
paste jij in mijn
hand
ik vulde een kistje
met zand
en bracht je
naar het strand
aan de rand
van het getij
breekbaar en broos
werd jij
mijn kleine duinroos
Bobje Goudsmit, bij het thema 'eeuwige verjonging'
Goede ouders nondeju!
Mijn geest is woest dat ik wil stoppen,
hij breekt de tent zowat af. Zeg ik
“Ga dan vast, dat kunnen jullie toch?
Verhuis naar een vers baby’
tje,
maar wel met goede ouders,
dus rijk en links van het midden,
en zeker niet de …wijk
behalve dat blokje D’66.”
Nou, dat kon niet of dat mocht niet,
om ’t even, ben niet gerust,
beter blijf ik, pech voor ’t kind.
Dus deze keer geen Socrates-mix
maar langzaam gif, drie wijn per dag
met vrienden. Hoor ze jammeren,
hun glas is leeg. Ook ‘t kindje huilt.
Laurens van der Zee, bij het thema 'eeuwige verjonging'
Het leven is vreemd
De oever is warm
De lucht trilt wit
Nergens ruist de leegte vol
De zon strijkt haar gesmolten vingers
Langs het blauwe middaguur
Hopelijk
Val ik niet
Uit mijn rol
Paul Dunki Jacobs, bij het thema 'eeuwige verjonging'
Zomersneeuw
in haar binnenvoering, snit
van de natuur die graag gokt
op gevleugelde dromers:
haften tot paring verlokt,
kunnen hun van nimf
tot imago vervellen,
de waterspiegel ontslopen,
nooit navertellen
cohabiteren in knisperende dodendans,
om eitjes op het bittere water van de Styx,
bevrucht voor een even efemere levenskans
waarvoor? - voor ons? - voor nix?
gelijk het licht behoede paardebloemenpluis
boven het kind dat leven erin blies en wegzweefde
uit de onvaste stengels van zijn thuis
Wijnand Steemers, bij 'Zomersneeuw'
Met grote dank en waardering voor de deelnemende dichters!
e-mail: petra.sips[at]de-plek.net / tel: 06/50627540 / De Plek op Facebook